Uitleg over

Temperatuur

De temperatuur is de mate van warmte (of kou) uitgedrukt in graden. Vroeger sprak men ook wel van het temperament.

De temperatuur wordt gemeten met een thermometer. Dit instrument is in 1593 uitgevonden door de Italiaan Galileo Galileï (1564-1642). De bekendste schaalverdelingen zijn Fahrenheit en Celsius. Vooral in Engeland en de Verenigde Staten wordt de temperatuur nog aangegeven in graden Fahrenheit, in Europa is Celsius ingeburgerd. 

Temperatuur meten

Op meteorologische stations wordt de temperatuur van de lucht volgens internationale afspraak gemeten. Dit gebeurt in graden Celsius op een hoogte van anderhalve meter boven een open grasvlakte.

De thermometer of de sensor staat in een wit kastje met wanden die de vorm hebben van een open jaloezie. Daardoor heeft de wind vrij spel, maar zon en neerslag kunnen niet tot de instrumenten doordringen.

Temperatuurafwijkingen

In een stedelijke omgeving kan de temperatuur afwijken, vooral door de bebouwing en bestrating. Het is daar in de regel warmer dan op het platteland.

Inversie

Over het algemeen daalt de temperatuur naarmate de hoogte toeneemt. Bij droge lucht is de afname ongeveer 1 graad per 100 meter, bij vochtige lucht is dat ongeveer 0,6 graden.

Na of aan het eind van een heldere nacht met weinig wind kan de temperatuur tot een bepaalde hoogte ook toenemen met de hoogte. Dit heet een ‘inversie’. De hoogte tot waar de temperatuur afneemt heet de ‘inversiehoogte’.
 

Meer uitleg over

  • Wind wordt gemeten met een anemometer (Bron: Jannes Wiersema)

    Wind

    Wind is er vrijwel altijd. Wind wordt op een hoogte van 10 meter gemeten op een mast met een anemometer.
  • Twee volledig ontwikkelde waterhozen en een hoos in het beginstadium boven het IJsselmeer (Bron: Rijkswaterstaat/Taro Koers)

    Waterhozen

    Waterhozen zijn kleine, trechtervormige slurfjes. Ze ontstaan boven grote wateroppervlaktes door sneldraaiende luchtbewegingen.
Niet gevonden wat u zocht? Zoek in alle uitleg over