Achtergrond

Zeeijsbedekking in het noordpoolgebied neemt gestaag af

Satellietbeelden laten zien dat de ijsbedekking in het noordpoolgebied afneemt, zowel in de winter als in de zomer. In de zomer van 2012 heeft de zeeijsbedekking een nieuw laagterecord bereikt sinds het zeeijs bestudeerd wordt met satellieten (1979).

Een sterke afname van de zeeijsbedekking heeft mogelijk grote gevolgen voor het klimaat in het noordpoolgebied en daarbuiten. 

Fig. 1: IJsbedekking in september 1979-2012 (bron: NSIDC)

Satellietmetingen zeeijsbedekking

Sinds 1979 zijn er satellieten beschikbaar waarmee de bedekking van het zeeijs in het noordpoolgebied wordt gemeten. Naast grote variaties in de ijsbedekking laten deze metingen een algehele afname in de ijsbedekking zien over deze periode van ruim 30 jaar (zie Figuur 1 voor de september waarden). jaargemiddeld neemt de ijsbedekking in het noordpoolgebied af met ongeveer 4% per 10 jaar. Het dikkere, multi-jaar ijs neemt nog sneller af (ongeveer 10% per jaar). Daarnaast is ook de gemiddelde dikte van het zeeijs de afgelopen decennia met zo'n 2 m afgenomen. Het is waarschijnlijk dat de waargenomen stijging in de atmosfeertemperatuur een hoofdrol speelt in de afname van het zeeijs in de Noordpoolgebied. 

Oorzaken vermindering ijsbedekking

Sinds de 70-er jaren is de temperatuur in het noordpoolgebied met ongeveer 1 graad Celcius gestegen. Dit is zo'n 2-2,5 keer zoveel als de wereldgemiddelde stijging. IJs en sneeuw reflecteren bijna al het zonlicht. Wanneer de temperatuur stijgt en een deel van de sneeuw en het ijs smelt, neemt het onderliggende land of de zee meer warmte op en treedt een versterkend effect in werking (de albedo terugkoppeling). Een andere, vermoedelijk nog belangrijkere, terugkoppeling betreft de toename van infrarode (warmte) straling: de opwarmende atmosfeer straalt meer infrarode straling terug naar het oppervlak waardoor het zeeijs harder afsmelt.

Waarschijnlijk is het versterkte broeikaseffect, inclusief de voor poolgebieden belangrijke bovengenoemde terugkoppelingen, verantwoordelijk voor het neergaande verloop in zeeijsbedekking en in zeeijsdikte. In de zomer smelt er meer ijs, maar ook het tijdstip waarop het zeeijs zich weer gaat vormen verschuift naar later in de herfst omdat het zeewater inmiddels wat verder is opgewarmd. Een kleinere ijsbedekking, en ook dunner ijs, in de winter is een logisch gevolg van zo'n kortere vorstperiode. Ook wordt het mildere seizoen waarin de temperaturen rond het vriespunt schommelen alsmaar langer, wat van groot belang is voor flora en fauna. 

Zoet Zeeijs

Zeeijs is veel zoeter dan het oceaanwater waaruit het gevormd is. Tijdens het bevriezingsproces komt het meeste zout weer in de oceaan terecht. Net na de vorming heeft het zeeijs een zoutgehalte van ongeveer 20 promille (een promille is 0.1%) terwijl zeewater ongeveer 35 promille zout bevat. Aan het eind van de eerste winter is het zoutgehalte van het ijs al gedaald tot zo'n 6 promille, en is de ijslaag 1 tot 2 meter dik. 

Geen zeespiegelstijging

Het smelten van zeeijs heeft geen directe gevolgen voor de zeespiegel, zo leert ons de wet van Archimedes. Drijvend zeeijs verplaatst precies zoveel water als het eigen gewicht. Als zeeijs smelt, wordt het verplaatste water vervangen door smeltwater. 

Gevolgen voor het noordpoolgebied

Het smelten van zeeijs heeft vele directe en ook indirecte gevolgen voor het klimaat in het noordpoolgebied en mogelijk ver daarbuiten. 

De albedo en infrarode terugkoppelingen zullen waarschijnlijk de temperatuurstijging van de atmosfeer in het noordpoolgebied blijven versterken.

Wanneer de atmosfeer boven de Groenlandse ijskap opwarmt kan dit leiden tot meer afsmelting. Maar de opwarming kan ook zorgen voor meer sneeuwval op het (nu zeer droge) noordelijke gedeelte van de ijskap. Wat het netto effect van deze twee factoren zal zijn voor het totale volume van de ijskap is nog onbekend. Het KNMI doet, in samenwerking met glaciologen van de Universiteit Utrecht, momenteel onderzoek naar deze effecten.

Wanneer zeeijs smelt en veel relatief zoet water in de oceaan terecht komt kan dit gevolgen hebben voor zeestromingen in de Atlantische Oceaan en voor het warmtetransport dat deze stromingen voor hun rekening nemen. Flora en fauna in het noordpoolgebied zijn (deels) afhankelijk van het bestaan van het zeeijs. De opwarming en alles wat daarmee samenhangt heeft grote gevolgen voor de locale ecologie.

Het afsmelten van het zeeijs kan zeevaartroutes openleggen (zoals de Noordoost passage), met mogelijke economische mogelijkheden, ook voor Nederland. Ook voor visserij en delfstoffenwinning biedt het terugtrekkende zeeijs wellicht nieuwe kansen. 

Gevolgen voor Nederland

Als de hoeveelheid ijs opgeslagen in de Groenlandse ijskap gaat veranderen als gevolg van de veranderingen in het noordpoolgebied heeft dit wel gevolgen voor de zeespiegel. Voorts zijn er aanwijzingen dat het afsmelten van zeeijs mogelijk koude winters in Europa zou veroorzaken, maar de mechanismen die daarvoor verantwoordelijk zouden zijn dienen nog verder onderzocht te worden voordat we dit met zekerheid kunnen beweren. Tenslotte kunnen veranderingen in zeestromingen in de Atlantische Oceaan indirect het Nederlandse klimaat beinvloeden.

Niet gevonden wat u zocht? Zoek meer achtergrond artikelen