Met een gemiddelde temperatuur van 10,2 °C tegen een langjarig gemiddelde van 9,9 °C was de lente aan de zachte kant. Maart en mei waren vrij zacht, met respectievelijk een gemiddelde temperatuur van 7,3 °C tegen normaal 6,5 °C en 14,0 °C tegen normaal 13,4 °C, april was daarentegen vrij koel met een gemiddelde temperatuur van 9,3 °C tegen normaal 9,8 °C.
Maart werd gedomineerd door hogedrukgebieden. In een noordelijke stroming werd in de nacht van 7 maart in Deelen met -6,6 °C de laagste temperatuur van de lente bereikt, in De Bilt was de laagste temperatuur -4,4 °C.
Op 18 en 19 maart steeg de luchtdruk naar ca. 1045 hPa, een record voor de maand maart. Dergelijke drukwaarden zijn extreem zeldzaam en komen normaliter alleen in de winter voor.
Vanaf 30 maart werd er met een noordoostenwind koude lucht aangevoerd. Op de laatste dag van maart en de eerste dag van april passeerde een storing met in grote delen van Nederland enige tijd sneeuw bij temperaturen rond of iets onder nul.
Het koele en ook natte weer zette in april nog even door, maar na de eerste tien dagen werd het droog en zonnig bij temperaturen rond of iets boven normaal. In De Bilt werd op 12 april met 20,6 °C de eerste warme dag van de lente geregistreerd.
Ook mei begon met rustig hogedrukweer. Aanvankelijk met temperaturen onder het langjarig gemiddelde, maar daarna geleidelijk oplopend. Op 15 mei kwam de temperatuur voor het eerst in De Bilt op 25,0 °C en daarmee was de eerste zomerse dag van het jaar een feit. Op 19 mei bereikte de temperatuur in het zuidoosten van het land zelfs tropische waarden, in Beek werd die dag met 31,3 °C de hoogste temperatuur van deze lente bereikt. De warmte werd op dezelfde dag verdreven door flinke onweersbuien en de lente eindigde koel met maximumtemperaturen rond 15 °C.
De lente telde in totaal veertien vorstdagen (minimumtemperatuur lager dan 0,0 °C), vijftien warme dagen (maximumtemperatuur 20,0 °C of hoger) en twee zomerse dagen (maximumtemperatuur 25,0 °C of hoger) tegen normaal respectievelijk twaalf, zeventien en vier.
De lente was droog met gemiddeld over het land 104 mm neerslag tegen het langjarig gemiddelde van 148 mm.
Maart was zeer droog met gemiddeld 14 mm tegen normaal 53 mm. Tot aan de laatste dag zou de maand zelfs recorddroog zijn geweest, met plaatselijk zelfs helemaal geen neerslag. Op de 31e viel er echter landelijk gemiddeld 10 mm, waarvan het merendeel in de vorm van (natte) sneeuw. In De Bilt viel 14,2 mm, tegen 57,8 mm normaal, een gedeelde 5e plaats in de lijst met droogste maartmaanden.
April en mei kenden een normale hoeveelheid neerslag met respectievelijk 39 mm en 49 mm. In april viel vrijwel alle neerslag aan het begin van de maand, met op 1 april nog sneeuw, in mei juist in de tweede helft van de maand. Daartussen kende de lente een lange vrijwel droge periode. Het landelijk gemiddelde neerslagtekort was aan het einde van de lente opgelopen tot 105 mm, waar ongeveer 60 mm in deze tijd van het jaar normaal is.
Op 19 en 20 mei werd in het oosten en zuidoosten code oranje uitgegeven vanwege zware onweersbuien. Lokaal viel in korte tijd veel neerslag, op KNMI-station Cabauw viel op 19 mei 38 mm.
De meeste neerslag viel deze lente in De Bilt met 147 mm (normaal 159 mm). Het droogst was het in Westdorpe met 54 mm (normaal 147mm).
De lente was zeer zonnig met over het land gemiddeld 722 uren zon tegen 567 uur normaal. Maart was de zonnigste maart sinds het begin van de metingen met landelijk gemiddeld 250 uren tegen normaal 146 uur. Ook april en mei waren zonnig met respectievelijk 226 zonuren tegen 196 normaal en ca. 260 uur tegen 225 uur normaal.
Het zonnigst was het in het zuidwesten van het land met in Hoek van Holland 791 uren zon. Het minst zonnig was het in noordoosten van het land met in Hoogeveen 680 uren zon (normaal 550 uur). In De Bilt scheen de zon 731 uur tegen 546 uur normaal.
Normaal = het langjarig gemiddelde over het tijdvak 1991-2020
De Bilt, 2 juni 2022 / Carine Homan