Met een gemiddelde temperatuur van 10,8°C tegen 9,8°C normaal was de maand april als geheel vrij warm, de verschillen tussen de eerste en tweede maandhelft waren echter heel groot.
De eerste vijf dagen van de maand hadden we te maken met een stevige (zuid)westelijke stroming waarin meerdere storingen en lagedrukgebieden oostwaarts door onze omgeving trokken. De bewolking overheerste, er viel dagelijks regen en met maximumtemperaturen van ca. 15°C was het zacht voor de tijd van het jaar.
Vervolgens ontstond er een omvangrijke stormdepressie ten westen van Ierland, die door de Ierse weerdienst tot ‘Kathleen’ werd gedoopt. Aan de oostflank van deze storm voerde een zuidelijke stroming bij ons zeer warme lucht aan, waardoor de temperaturen op een zonnige en droge 6 april in vrijwel het hele land tot ruim boven de 20°C stegen. In het zuidoosten werd het plaatselijk zelfs zomers warm (25°C of meer) en in Arcen werd met 25,7°C de hoogste temperatuur van de maand bereikt.
Ook op 7 en 8 april bleef het warm met landinwaarts middagtemperaturen van 20°C of meer, wel kwamen er ook enkele buien voor. Met minimumtemperaturen van 10-13°C bleef het van 5 t/m 8 april ook in de nachten zacht, waardoor de daggemiddelde temperatuur veelal tussen de 14-18°C lag en dat is erg hoog voor begin april; normaal is 8 à 9°C.
Op 9 en 10 april werd de warmte tijdelijk verdreven door lagedrukgebied ‘Pierrick’; in de kustgebieden ging dit gepaard met zware windstoten. Er volgde een grijze druilerige 11 april. Daarna bouwde zich een hogedrukgebied op boven Centraal-Europa en werd het zonnig en droog. In een naar zuid draaiende stroming keerde ook de warme lucht terug, met in het binnenland maximumtemperaturen van 20-24°C. Op de 14e werd de warmste lucht echter alweer verdreven door onweersbuien.
Op 15 april trok er een lagedrukgebied (‘Renata’) over de Noordzee richting de Oostzee, waardoor de stroming naar noordwest draaide en er koude lucht op transport kwam richting onze omgeving. Op veel plaatsen ging dit gepaard met zware windstoten, langs de kust zelfs tot 100 km/uur. Er volgde een sombere en vooral zeer natte periode, waarbij de maximumtemperaturen geleidelijk daalden naar 10-12°C en de temperatuur in de nacht tot dichtbij het vriespunt kwam. Op de 17e kwam de temperatuur niet of nauwelijks boven de 10°C en in de nacht van 18 april vroor het plaatselijk licht.
Doordat een hogedrukgebied vanaf de Atlantische Oceaan geleidelijk naar de Noordzee bewoog, nam de inmiddels naar noord gedraaide stroming in kracht af en knapte het weer vanaf 21 april op. Met middagtemperaturen van een graad of 10°C bleef het koud maar tussen de buien met korrelhagel door scheen de zon ook steeds vaker. Met een afnemende wind werden de nachten kouder en in de nacht van 23 april vroor het op veel plaatsen licht. Die nacht werd in Wijk aan Zee met -3,5°C de laagste temperatuur van de maand bereikt.
Vanaf 24/25 april trokken er enkele storingen over ons land, met veel bewolking en perioden met regen. Op de 27e werd de stroming opnieuw zuidelijk en stroomde er geleidelijk warmere lucht binnen. Eerst was er nog veel bewolking maar de laatste dagen van de maand scheen de zon ook regelmatig. In de avond van 28 april kwamen in het noordwestelijk kustgebied zware windstoten voor. Op 29 april werd het in het zuidoosten 20°C, op de 30e lagen de temperaturen vrijwel overal tussen de 20 en 23°C.
April kende in De Bilt slechts één vorstdag (minimumtemperatuur lager dan 0,0°C), normaal zijn dan er 3 of 4. In het (zuid)oosten waren er regionaal 3 vorstdagen. Tot matige vorst (lager dan -5,0°C) kwam het nergens. Het aantal warme dagen (met een maximumtemperatuur van tenminste 20,0°C) lag iets boven het klimatologische gemiddelde en liep uiteen van ca. twee aan de kust tot zeven in het zuidoosten. De Bilt telde er vijf. Vier KNMI-stations in het zuidoosten registreerden ook één zomerse dag.
Met gemiddeld over het land (op basis van de automatische weerstations) 82 millimeter neerslag tegen 40 millimeter normaal, was april een extreem natte maand. Op veel plaatsen viel meer dan twee keer de normale maandhoeveelheid. In De Bilt viel 98 millimeter en dat is goed voor de tweede plek in de lijst met natste aprilmaanden sinds het begin van de metingen. Alleen april 1965 was nog natter met 108 millimeter. Ook het aantal droge dagen lag met ca. 7 ruim onder het gemiddelde van 13 à 14.
Het natst was het in het midden van het land, met vliegveld Lelystad als natste automatische station met 104 millimeter. Op de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en in de Flevopolder viel plaatselijk nog (veel) meer, met 120-140 millimeter op enkele KNMI-neerslagstations. Dat is maar liefst drie keer meer dan normaal. Het minst nat was het in Oost-Brabant en Noord-Limburg, een patroon dat gebruikelijker is in het winterhalfjaar, met 60-70 millimeter op de neerslagstations. Toch was Hoek van Holland het minst natte automatische station, met afgerond 61 millimeter.
De zon scheen in april gemiddeld over het land 167 uur tegen 196 zonuren normaal, waarmee de maand aan de sombere kant was. Toch was de zonneschijn wel redelijk gelijkmatig verdeeld over de maand; er waren weinig uitgesproken zonnige of sombere dagen. Met name de eerste drie dagen, 9, 11, 25 en 27 april waren dagen met weinig zon. Op de 11e scheen de zon in een groot deel van het land helemaal niet; de meeste stations telden dan ook één sombere (zonloze) dag en dat is normaal voor april. 7, 10, 13, 21 en 29 april waren zonnige dagen. In Limburg verliep de maand het somberst, met in Maastricht 135 zonuren. Het minst somber was het aan de (zuid)westkust, met in Vlissingen 185 uur zon.
Normaal = het langjarig gemiddelde over het tijdvak 1991-2020.
KNMI Weer- en klimaatdiensten, 3 mei 2024. Yorick de Wijs. Definitief overzicht.