Achtergrond

Weerschepen en de Watersnoodramp van 1953

Na de Watersnoodramp was het van belang meer meteorologische informatie te verkrijgen van de Noordzee

Niet alleen het weer, maar ook de daaraan gekoppelde toestand van de zee was erg belangrijk om te kennen

Direct nadat de dijken in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 waren doorgebroken werden er plannen gemaakt om meer meteorologische informatie te verkrijgen van de Noordzee. En dan vooral van de Doggersbank, een centrale plaats in dat meteorologisch lege gebied. Niet alleen het weer, maar ook de daaraan gekoppelde toestand van de zee was erg belangrijk om te kennen. Vooral in de periode na de Watersnoodramp toen de dijken (provisorisch) gedicht werden, was het absoluut van belang dat men op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse kusten niet weer door harde wind en hoge golven verrast zou worden.

Weerschip Cumulus. Dit schip was op 13 januari 1953 vertrokken en zou volgens de planning 12 februari 1953 weer binnen zijn. (Bron: USS Forsyth)

Reizen naar de Doggersbank

In het voorjaar en najaar van 1953 en het voorjaar van 1954 zijn een aantal extra reizen naar de Doggersbank gemaakt. Zelfs een van de geplande officiële reizen van de Cirrus naar het station Alfa, een locatie tussen Groenland en IJsland op 62 graden Noord en 33 graden West, wordt, vanwege de noodzaak om waarnemingen op de Noordzee te verrichten, geannuleerd. De Cirrus en de Cumulus maakten samen negen extra reizen, aangevuld met twee korte reizen door de Rigel en Hr. Ms. Hercules, op de Noordzee. Vrijwel de gehele radiosondegroep, in die tijd een aparte afdeling van de centrale weerdienst, heeft in die periode extra reizen gemaakt. Op zee werden, ook op de Doggersbank, door de Cirrus en de Cumulus oppervlaktewaarnemingen verricht en werden naast de pilot ballonnen ook radiosondes opgelaten. Met de loodsboot Rigel en de sleepboot Hr. Ms. Hercules zijn in het vroege voorjaar van 1954 twee korte reizen naar de Doggersbank ondernomen. Elk van de schepen maakte één reis. De Hr. Ms. Hercules, de A 828, moest wegens pech aan de stuurmachine vroegtijdig afgelost worden door Rigel. Zij ging voor reparatie naar Groot-Brittannië. 

Op de Rigel en de Hr. Ms. Hercules gingen 5 KNMI-ers mee

In totaal gingen op deze twee schepen vijf KNMI-ers me: twee op de Richel en drie op de Hr. Ms. Hercules. Zij waren op de Rigel de heren Binkhorst en van der Klippe en op de Hr. Ms. Hercules de heren Koen, Vinke en Rops. Ze verrichtten alleen oppervlakte waarnemingen. Radiosondes of zelfs het oplaten van loodsballonnen was op deze schepen niet mogelijk. Ter aanvulling werd ook de Koninklijke Marine gevraagd waarnemers beschikbaar te stellen. Onder meer de heer van de Berg werd toen gedetacheerd op de weerschepen; later zou hij bij het KNMI in dienst treden als medewerker radiosondedienst. 

Loodsboot Rigel

De loodsboot Rigel is in 1948 gebouwd voor het loodsstation Hoek van Holland, op de scheepswerf de Arnhemse Stoomhelling. Zij is 48 meter lang en weegt bijna 500 ton. Tot 1978 voer zij als loodsboot en is sinds 1979 het onderkomen van het zeekadettenkorps Maassluis. De Hr. Ms. Hercules was oorspronkelijk een Duitse ijsbreker die in 1944 werd gebouwd bij de werf Nobiskrug te Rendsburg. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1950, kwam zij onder de naam Walcheren in dienst bij Scheepvaartbedrijf Walcheren en daarna, in 1951, kwam het schip als zeesleper in dienst bij de Kon. Marine onder de naam Hr. Ms. Hercules, A 828. Dat bleef ze tot 1968. Daarna ging ze opnieuw naar Zeeland en kwam in Vlissingen terecht. Daar werd ze door de rederij Dijkhuizen opnieuw als zeesleper in de vaart gebracht onder de naam Temi IV. Op 28 maart 1982 verging het schip tijdens een assisteren van een Grieks schip. 

Piet de Vries, oud-opvarende van de Cirrus namens het KNMI. Dit verhaal is mede tot stand gekomen door de heer J. Vinke, die destijds een van de KNMI- waarnemers was aan boord van de Hr. Ms. Hercules. 

Niet gevonden wat u zocht? Zoek meer achtergrond artikelen