Uitleg over

Weercijfers

Het weercijfer is een eenvoudige methode om met behulp van één cijfer de kwaliteit van het weer te beschrijven.

Het idee om de kwaliteit van het weer in een cijfer samen te vatten is afkomstig van de Belgische weerprofessor Hugo Poppe. Op basis van zijn methode, die uitging van vijf cijfers, is de Nederlandse variant door weeramateur Harry Geurts ontwikkeld: een rapportcijfer tussen 0 en 10. Op de landelijke wedstrijd voor Jonge Onderzoekers Nederland in 1976 kregen de weeramateurs de eerste prijs toegekend voor deze methode.

De in 1992 overleden weerman Jan Pelleboer gebruikte dergelijke cijfers een aantal jaren in zijn weerberichten. Naar eigen zeggen maakte hij geen berekeningen. Hij bepaalde het getal intuïtief. 

Rekenmethode

De methode van de Nederlandse weeramateurs is simpel. Het weercijfer tussen 0 en 10 wordt bepaald uit het weer overdag, tussen 7 en 19 uur. Een droge dag met nauwelijks bewolking of mist en weinig wind krijgt een 10. Afhankelijk van de hoeveelheid wolken vermindert dit met 1 tot 3 punten. Is het mistig dan kost dat, afhankelijk van de duur 1 of 2 punten. Voor de regen telt het aantal uurvakken met neerslag, dus ook alleen de duur. Zijn er tussen 7 en 19 uur twee uurvakken met regen dan kost dat 1 punt. Maar regent het in 11 of 12 uurvakken dan kost dat 4 punten.

Een zwakke wind kost geen punten, maar een matige wind van windkracht 3 gedurende minstens 3 uur kost 1 punt. De temperatuur speelt geen rol, zodat het weercijfer objectief is en ook koude, mooie dagen gunstig scoren. Langdurige regen overdag en veel wind leveren altijd een lage score.

Kwaliteit van het weer

Om de klimatologische kwaliteit van het weer te beschrijven houdt het KNMI het aantal mooi-weerdagen bij, de zogenoemde ADS (above normal, dry, sunny). Dat zijn dagen met een gemiddelde temperatuur boven normaal (gemiddeld over 1961-1990), hooguit 0,2 millimeter neerslag en een zonpercentage van 50 procent of meer.

Meer uitleg over

Niet gevonden wat u zocht? Zoek in alle uitleg over