Nieuwsbericht

2003: Droogte in Nederland en record lage waterstanden

15 oktober 2003

Eind september 2003 bereikte de waterstand in de Rijn een historisch dieptepunt. Bij Lobith werd ongeveer 6,90 meter boven NAP gemeten. Het oude record was 7,16 meter op 17 augustus 2003, gevolgd door 7,22 meter op 13 september 1991. De lage waterstanden in de grote rivieren worden slechts voor een klein deel bepaald door de actuele droog in Nederland, maar wordt vooral bepaald door de neerslag in de stroomgebieden van de rivieren.

De droogte en hitte in Zuid-Europa past in de computerverwachtingen van het toekomstig klimaat. In het veranderende klimaat neemt hier de kans op zomerdroogte toe. Uit de metingen van de laatste jaren blijkt dat nog niet maar volgens de prognoses voor Zuid-Europa wordt niet alleen een toename verwacht van zware neerslag maar ook een afname van de zomerneerslag van mogelijk 20%.

Actuele droogte in Nederland
De droogte in 2003 in delen van ons land hing samen met het warme en zonnige weer. Daardoor was de verdamping duidelijk groter dan normaal. In combinatie met een kleinere hoeveelheid neerslag dan normaal heeft dat tot een neerslagtekort geleid. Voor het meteorologisch station De Bilt was het potentieel neerslagtekort (neerslag verminderd met verdamping) eind september 2003 opgelopen tot meer dan 250 mm. Tot begin september was het neerslagtekort gemiddeld over dertien stations over het tijdvak sinds april in 5% van alle jaren nog groter dan nu, maar door de neerslag in september is de droogte minder extreem. Met name in de westelijke helft van het land is het neerslagtekort groot, in het oosten is de situatie minder ernstig.

In april viel met gemiddeld over het land 46 mm ongeveer de normale hoeveelheid neerslag. De maand kende echter een lang droog tijdvak. Deze droogte volgde op een gemiddeld droge februari en maart. Mei was juist een natte maand met landelijk gemiddeld 85 mm neerslag tegen normaal 57 mm. Tijdens de eerste 10 dagen van juni vielen nog regelmatig buien waardoor in dit tijdvak gemiddeld 25 mm kon worden afgetapt. Daarna overheerste de droogte. In zijn geheel was juni droog met landelijk gemiddeld 40 mm tegen 71 mm normaal. Gemiddeld over het land viel in juli 57 mm tegen een langjarig gemiddelde van 70 mm, in augustus 22 mm tegen 62 normaal. Gemiddeld over het land is in de eerste drie weken van september 28 mm gevallen tegen 75 mm normaal. Door het vaak buiige karakter van de neerslag waren de hoeveelheden grillig verdeeld over het land. In het westen en midden waren grote gebieden duidelijk te droog, elders viel op sommige plaatsen ruim de normale hoeveelheid neerslag.

De (referentiegewas) verdamping is sterk afhankelijk van de hoeveelheid zon en temperatuur. Hoe meer zon en warmte, hoe hoger de verdamping. De referentiegewasverdamping was de afgelopen maanden veel groter dan normaal, in mei vrijwel normaal. Zo bedroeg de referentiegewasverdamping in De Bilt in april 70 mm tegen normaal 55 mm en in juni 110 mm (tegen 87 mm), in juli 103 mm (tegen 92) en in augustus 94 mm (tegen 80 normaal).

Achtergrond
Het KNMI houdt niet alleen bij hoeveel neerslag er valt, maar ook hoeveel vocht verdwijnt: de verdamping. Met name voor de land- en tuinbouw is dat van belang. Uit kale grond verdampt weinig, anders is dat op begroeide terreinen waar plantenwortels in de bodem zuigen om vocht te onttrekken. De beschikbare hoeveelheid vocht hangt af van het verschil tussen de neerslag en verdamping. Het is niet eenvoudig om de verdamping te meten, omdat ook de planten zelf een rol spelen in het verdampingsproces. Op dagen met hoge temperaturen en veel zonlicht zijn planten in staat hard te groeien en is er veel water nodig. Vlak na regen kunnen planten die groei ook realiseren, maar zodra meer zuigkracht nodig is om water uit de grond op te nemen, wordt de aanvoer van vocht geremd en vermindert de groei. Met de afname van de groei neemt ook de snelheid van de verdamping af.

Het KNMI hanteert het begrip "referentie-gewasverdamping". De verdamping is gebaseerd op een rekenmethode en heeft betrekking op een van voldoende vocht voorzien grasland en wordt in belangrijke mate bepaald door de hoeveelheid zonnestraling. Met behulp van gewasfactoren kan de verdamping voor andere planten/gewassen berekend worden. Door dagelijks het verschil te berekenen tussen de hoeveelheid neerslag en de berekende verdampingen dit getal te sommeren over het seizoen wordt het "doorlopend potentieel neerslagoverschot" verkregen. Een negatief getal geeft een vochttekort aan, een positief getal een vochtoverschot. Door het potentieel neerslagoverschot te volgen in de tijd kan meer inzicht worden verkregen in het verminderen/vermeerderen van de vochtvooraad van de bodem.

Met medewerking van Rob Sluijter en Rudmer Jilderda, klimatologen KNMI

Recente nieuws- en klimaatberichten

  1. Toename broeikasgas methaan in hogere versnelling

    Wereldwijd warmt het klimaat op doordat de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer steeds verd...

    17 april 2024 - Klimaatbericht
  2. De hoofdmoot van de jaarneerslag

    Alle regen in een jaar opgeteld bedekt Nederland gemiddeld met een laag water van 85 centimeter. ...

    15 april 2024 - Klimaatbericht
  3. Onmisbare metingen op zee staan onder druk

    We gebruiken de Noordzee om te varen, te vissen en energie op te wekken. Maar wist je ook dat vee...

    10 april 2024 - Klimaatbericht
  4. Verdroging start steeds vroeger in het voorjaar

    Op 1 april start officieel het groeiseizoen. Vanaf die dag houdt het KNMI het neerslagtekort bij ...

    02 april 2024 - Klimaatbericht
Toon alle nieuws- en klimaatberichten