Paasweer kan alle kanten op

Het weer met Pasen is door de jaren heen zeer wisselend. Slechts 8 procent van deze variabiliteit kan worden verklaard door de telkens veranderde datum waarop wij Pasen vieren. De rest komt door de wisselvalligheid van het weer. Over dertig jaar zullen vroege paasdagen ongeveer even warm zijn als late paasdagen nu.

Paaszondag

De warmste paaszondag was op 24 april 2011, in De Bilt werd toen 26°C gemeten. Twee jaar later, op 31 maart 2013, kwam de maximumtemperatuur niet boven 4,3°C. Sinds het begin van de metingen, was er op twintig paaszondagen sprake van nachtvorst. Dat komt neer op 17 procent.

2018 wordt qua temperatuur vrij koel: het KNMI verwacht een maximumtemperatuur rond 7°C in De Bilt. Dat is weliswaar 5 graden onder het langjarig gemiddelde voor paaszondag, maar het is regelmatig kouder geweest.

Het KNMI meet sinds 1901 dagelijks de minimum- en maximumtemperatuur. Uit deze reeks kunnen we opmaken dat paasdagen in maart gemiddeld zo’n 2 graden kouder zijn dan in april. Echter, de verschillen tussen de warmste en koudste paasdagen zijn veel groter dan 2 graden (figuur 1). De datum van Pasen geeft dus weinig zekerheid over de temperatuur. Slechts 8 procent van de variabiliteit in temperatuur kan worden verklaard door de datum, de rest komt door de wisselvalligheid van het weer.

Klimaatverandering versus wisselvalligheid

De KNMI’14 klimaatscenario’s geven een indicatie van de verwachte veranderingen in het Nederlandse weer. In het scenario dat uitgaat van 2 graden wereldwijde temperatuurstijging en weinig verandering in de weerspatronen rondom Nederland, stijgt de maart-april gemiddelde maximumtemperatuur met zo’n 2 graden rond 2050 ten opzichte van 1981-2010. Vroege paasdagen rond 2050 zullen dus ongeveer even warm zijn als late paasdagen nu. Desondanks zorgt ook in de toekomst de wisselvalligheid van het weer voor grote verschillen tussen de jaren.

KNMI-Klimaatbericht door Karin van der Wiel