In de zomer kunnen we te maken hebben droogte. Dat komt onder andere omdat het warmer is en minder regent. De ene zomer is extremer dan de andere. Veelgestelde vragen over droogte.
De zomer van 2018 was extreem droog en ook de zomers van 2019 en 2020 waren droger dan gemiddeld. Periodes met droogte zijn moeilijk te vergelijken, want het verloop van neerslag verschilt sterk van jaar tot jaar.
Er is sprake van droogte als er gedurende langere tijd minder regen valt dan normaal in combinatie met grote verdamping. Dus als er meer water verdampt dan dat er bijkomt, ontstaat droogte. De droogte wordt berekend uit de hoeveelheid regen die valt, verminderd met de verdamping. Elke dag verdampt er ongeveer 5 millimeter water. De gevolgen van droogte kunnen van plaatst tot plaats zeer verschillen, afhankelijk van het type landschap en genomen beheersmaatregelen.
Verdamping gebeurt via planten. De wortels nemen water uit de grond en de bladeren geven vocht af. Zon en temperatuur bepalen hoeveel er verdampt. Hoe warmer en zonniger hoe meer water er verdampt.
Hoeveel water er verdampt hangt van erg veel details af. Bijvoorbeeld hoeveel zonlicht er door de wolken wordt tegen gehouden. Of hoe nat de grond is. Ook de hoeveelheid bladeren die bomen en planten hebben en hoe diep hun wortels in de grond zitten, bepalen de droogte. Relatief droge lucht en een harde wind hebben ook invloed op de verdamping. Dit alles versterkt elkaar. Want hoeveel het regent hangt weer af van de verdamping. Immers hoe minder vocht in de lucht, hoe minder wolken en hoe minder regen er valt. Daardoor kan de zon ook meer schijnen. Dit versterkt de droogte. Deze processen die elkaar versterken en beïnvloeden zijn lastig door te rekenen voor klimaatmodellen. Daarom is droogte lastig te voorspellen.
Droogte ontstaat niet in één dag, maar is een proces dat langere tijd speelt. Na een paar flinke regenbuien kan het gras weer groen worden, maar de grondwaterstand nog laag. Dan kan er dus nog sprake zijn van droogte.
Er is een kans dat het in de toekomst droger wordt. In twee van de vier klimaatscenario’s uit 2014 wordt Nederland droger. De andere twee scenario’s geven niet of nauwelijks toename van droogte. Er wordt momenteel veel onderzoek gedaan om meer inzicht te krijgen in de kans op
drogere zomers in de toekomst. Wat zeker is, is dat Zuid-Europa droger wordt en Noord-Europa natter. Nederland zit daar precies tussenin en het kan nog beide kanten op gaan.
Vervolgonderzoek, met een klimaatmodel met een hogere resolutie, ondersteunt de scenario’s met meer droge zomers. Eind deze eeuw zal de luchtdruk boven onze omgeving in de lente wat hoger liggen, aldus de nieuwe doorrekening, met als gevolg meer zon, meer verdamping en een droger begin van de zomer. Ongeveer wat zich nu buiten afspeelt dus eigenlijk, maar dan vaker. Drijvende kracht is onder meer de toenemende hitte in Zuid-Europa. Die werpt meer zogeheten warmtelagen op en die stuwen op hun beurt meer droge oostenwind onze kant op. Met als gevolg dat we een droger, meer continentaal klimaat krijgen.
De onzekerheden in deze resultaten zijn groot, omdat deze fijnmazige berekeningen nog maar met één enkel model zijn uitgevoerd. Wel geven ze een eerste aanwijzing dat droge zomers in de toekomst mogelijk nog droger worden. Deze aanwijzing is onderwerp van lopend onderzoek in aanloop van nieuwe klimaatscenario’s waarvoor het KNMI in 2021 en 2023 publicaties uitbrengt.
Elke zomer heeft te maken met droogte. Dat komt onder andere omdat het warmer is en minder regent. De ene zomer is extremer dan de andere. In 1976 was er sprake van een extreme droogte. Het neerslagtekort was op het hoogste punt toen 361 millimeter.
Top 5 droogste jaren | |
1976 | 361 mm |
1959 | 352 mm |
1911 | 328 mm |
1921 | 321 mm |
2018 | 309 mm |
Door verschillende oorzaken. De droogte werd veroorzaakt door gemiddeld hoge luchtdruk boven zuidelijk Scandinavië. In of aan de flank van een hogedrukgebied daalt de lucht waardoor deze opwarmt en uitdroogt. Dit leidt tot relatief hoge temperaturen, weinig bewolking en weinig regen. De overdadige zonneschijn verhoogde in mei en juli de potentiële verdamping. In een droogterapport kijkt het KNMI terug op de droogte van 2018.
Naar aanleiding van de droogte van 2018 heeft het KNMI mogelijke veranderingen in droogte door klimaatverandering onderzocht. In dit onderzoek is Nederland in twee regio’s verdeeld, het kustgebied en het binnenland. Uit eerder onderzoek blijkt namelijk dat de ontwikkeling in neerslag in die regio’s verschillend is. Er is aangetoond dat er een duidelijke trend naar meer van dit soort droogtes is in het binnenland van Nederland. Dit komt door klimaatverandering. Voor het kustgebied is zo'n verandering niet aangetoond.
In 2018 was de droogte heviger in het binnenland dan aan de kust. Dit komt overeen met de veranderingen in aan droogte gerelateerde variabelen over langere tijd. De zomerneerslag neemt toe in het kustgebied, in het binnenland is er weinig of geen verandering te zien. De toename in temperatuur is gelijkmatig over het land, maar de toename van zonnestraling is iets groter in het binnenland. De potentiële verdamping, de verdamping van planten die voldoende water ter beschikking hebben, wordt sterk bepaald door de temperatuur en zonnestraling. Deze neemt daardoor dus meer toe in het binnenland dan in het kustgebied. In het binnenland leiden deze veranderingen dus tot een toename van droogtes, in het kustgebied is zo'n trend nog niet aangetoond.
​Internationaal zijn er talrijke indicatoren in gebruik om droogte te monitoren. Iedere indicator heeft haar eigen specifieke plus- en minpunten. In Nederland hanteert het KNMI het ‘potentieel neerslagtekort’. Dit is het verschil tussen de hoeveelheid neerslag die er valt en de hoeveelheid vocht die verdampt. Elke dag wordt gemeten hoeveel regen er gevallen is. Als het droog is, betekent dit dat er een potentieel neerslagtekort is. Dit potentieel neerslagtekort kijkt naar een gemiddelde van Nederland. Via een grafiek toont het KNMI dat gemiddelde in vergelijking met 1976 en de vijf procent droogste jaren.
De gevolgen van droogte kunnen van plaatst tot plaats zeer verschillen, afhankelijk van het type landschap en genomen beheersmaatregelen. In de zomer van 2018 bleek de vraag naar meer lokale gegevens groot. Om die reden is voor dat jaar een nieuwe interactieve kaart ontwikkeld. Uitgangspunt voor de kaart vormen beelden van de KNMI-neerslagradars die met ruim 300 KNMI-neerslagstations zijn gekalibreerd. Deze neerslagkaarten met een resolutie van 1 bij 1 kilometer zijn gecombineerd met verdampingskaarten om het neerslagtekort op hoge resolutie te berekenen. Voor ieder punt in de kaart wordt het verloop van het neerslagtekort gedurende het seizoen getoond in de vorm van een grafiek.
In de winter verdampt er bijna geen vocht uit planten. Dat is de reden waarom de verdamping en dus ook het neerslagtekort berekend wordt vanaf 1 april tot aan het einde van de zomer.
Langdurige periodes met weinig neerslag komen in Nederland niet vaak voor. Dat wij in ons land weinig droogte kennen, komt door de vele meren en de gestage aanvoer van water, voornamelijk van de Rijn. De LCW (Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling) waar het KNMI ook deel van uitmaakt, komt bij elkaar als er sprake is van een mogelijk watertekort. Het LCW volgt de droogtesituatie nauwlettend en neemt maatregelen. Houdt de droogte aan en wordt de vraag naar water nog groter dan wat er aan regen viel en via de rivieren ons land binnenstroomt, dan wordt er opgeschaald naar het Management Team Water. Dat was in 2018 het geval. Ook hier maakt het KNMI deel van uit. De maatregelen werden onder andere genomen door Rijkswaterstaat en de Unie van Waterschappen. Lees het interview met Boris Teunis, adviseur crisisbeheersing en operationeel waterbeheer bij Rijkswaterstaat.
Het klimaatsysteem is heel complex. Op het KNMI wordt veel onderzoek gedaan naar de menselijke en natuurlijk factoren die van invloed zijn op het klimaat. In vier verschillende klimaatscenario’s staat beschreven hoe het klimaat er in Nederland in de toekomst mogelijk uit gaat zien. Lees de uitleg over klimaatverandering in Nederland.