De hoofdmoot van de jaarneerslag

Dagen tellen met een bepaalde hoeveelheid neerslag 

We nemen de meetreeks van 13 neerslagstations verspreid over Nederland en tellen per station in de periode 1991-2020 hoeveel dagen per jaar er zijn voorgekomen met een bepaalde hoeveelheid neerslag. We doen dat in stapjes van 1 millimeter per dag (afbeelding 1, zwarte lijn). Je ziet dat dagen met de minste neerslag, tussen de 0,1 en 1 millimeter, het meest voorkomen. Naarmate de neerslag per dag toeneemt, neemt het aantal dagen met die neerslag af.

Bijdrage aan de jaarneerslag 

Als je het aantal dagen vermenigvuldigt met de hoeveelheid neerslag van die dag, krijg je de bijdrage aan de jaarneerslag. Dit is de blauwe lijn in afbeelding 1. Er zijn bijvoorbeeld gemiddeld 12 dagen met 4 tot 5 millimeter neerslag die samen rond de 54 millimeter bijdragen aan de jaarneerslag. Je ziet dat dagen met rond de 5 millimeter neerslag het meest bijdragen aan de jaarneerslag. Er zijn weliswaar (veel) meer dagen met minder neerslag maar samen dragen deze relatief weinig bij aan de jaarneerslag. Ook de weinige dagen met (zeer) veel neerslag dragen relatief weinig bij.

Zomerhalfjaar, winterhalfjaar 

Ook in het zomerhalfjaar (april-september) en het winterhalfjaar (oktober-maart) zijn het de dagen met rond de 5 millimeter neerslag die het meest bijdragen aan de totale neerslag (afbeelding 2). Je ziet ook dat in vergelijking met de winter een groter deel van de totale neerslag in de zomer valt op dagen dat het veel regent (meer dan 15 millimeter).

Dagen met rond de 5 millimeter neerslag vormen de hoofdmoot van de neerslag, zowel in het zomerhalfjaar, het winterhalfjaar en het hele jaar. Dit zijn ook ongeveer de dagen met een gemiddelde hoeveelheid neerslag: gemiddeld is de jaarneerslag 851 millimeter en valt er neerslag op 197 dagen per jaar, wat neerkomt op gemiddeld ruim 4 millimeter per neerslagdag. 

KNMI-klimaatbericht door Peter Siegmund