Nieuwsbericht

Waarom de mist kon uitsneeuwen

10 februari 2006

Begin februari waarschuwde het KNMI voor "gladheid door uitsneeuwende mist". Dat leverde nogal wat reacties op. Uitsneeuwende mist, waar komt dat nou vandaan, komt dat soms door het broeikaseffect? 

De verbazing is begrijpelijk, zo vaak komt het niet voor en in de verkeersinformatie is het waarschijnlijk nooit eerder genoemd. Toch is het uitsneeuwen van mist een bekend begrip zeker in de meteorologische wereld maar ook breder. De Dikke van Dale geeft als omschrijving "tot sneeuw overgaan". Wie weet werd het begrip zelfs al in de zeventiende eeuw gebruikt. De natuurhistorici uit die tijd waren meesters in dergelijke omschrijvingen. 

De uitsneeuwende mist van 1 en 2 februari is echter niet alleen voer voor taalkenners maar ook voor de meteorologen. Volgens KNMI onderzoeker Sibbo van der Veen kan mist al uitsneeuwen (de mist verdwijnt dan volledig) als slechts een zeer klein deel van de mistdruppels bevriest. De (weinige) ijskristallen die dan bestaan zullen zeer snel groeien ten koste van de mistdruppels die geleidelijk verdampen, tot de mist helemaal is verdwenen. Dit verschijnsel heet het zogenoemde Wegener-Bergeron-Findeisen proces. Dat proces beschrijft de aangroei van sneeuwkristallen in een wolk die bestaat uit onderkoelde waterdruppeltjes. 

Essentieel bij de situatie van begin februari was dat de mistlaag dagen lang bleef hangen bij enkele graden vorst. De kans op het bevriezen van wolkendruppels is vergelijkbaar met het gooien van dobbelstenen. Het hangt van toeval af of mistdruppeltjes wel of juist niet bevriezen. De kans op bevriezing kan echter wel worden berekend. De factoren die in die berekening worden meegenomen zijn: de waterinhoud van de mistlaag, de mate van onderkoeling en hoe lang de mistlaag al bestaat. Uit berekeningen blijkt bijvoorbeeld dat een mistlaag die 70 uur bestaat bij -4 graden dezelfde kans heeft op uitsneeuwen als eenzelfde mistlaag die 1 uur bestaat bij -8.2 graden. 

Hoe is dan verder nog te verklaren dat de mist op de ene plaats wel en op de andere niet uitsneeuwde? Die willekeur kan verklaard worden uit het feit dat enerzijds bevriezing een toevalstreffer is met een bepaalde kans. Anderzijds kan die kans bovendien plaatselijk variëren als de bepalende factoren (vloeibare waterinhoud, onderkoeling en leeftijd van de mistlaag) zelf ook variaties vertonen. Verder was, gegeven de temperatuur van de mistlaag, een levensduur van enkele dagen waarschijnlijk net 'op het randje' om de sneeuw te kunnen produceren.

Door het "uitsneeuwen van de mist" met motsneeuw werd het woensdag 1 februari op veel plaatsen wit en lokaal ook glad. De witte aanslag wordt rijp genoemd. (foto: Donald Smit)

Recente nieuws- en klimaatberichten

  1. Toename broeikasgas methaan in hogere versnelling

    Wereldwijd warmt het klimaat op doordat de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer steeds verd...

    17 april 2024 - Klimaatbericht
  2. De hoofdmoot van de jaarneerslag

    Alle regen in een jaar opgeteld bedekt Nederland gemiddeld met een laag water van 85 centimeter. ...

    15 april 2024 - Klimaatbericht
  3. Onmisbare metingen op zee staan onder druk

    We gebruiken de Noordzee om te varen, te vissen en energie op te wekken. Maar wist je ook dat vee...

    10 april 2024 - Klimaatbericht
  4. Verdroging start steeds vroeger in het voorjaar

    Op 1 april start officieel het groeiseizoen. Vanaf die dag houdt het KNMI het neerslagtekort bij ...

    02 april 2024 - Klimaatbericht
Toon alle nieuws- en klimaatberichten