2024 wordt vrijwel zeker het warmste jaar ooit gemeten. Waar we vorig jaar nog net onder de 1,5 graden opwarming bleven steken, gaan we daar dit jaar waarschijnlijk voor het eerst overheen. Daarmee laten we de doelstelling van het klimaatakkoord van Parijs nog niet definitief achter ons, al is het natuurlijk wel een teken aan de wand. Landen zijn overeengekomen dat ze zich zullen inspannen om de opwarming te beperken tot anderhalve graden boven het pre-industriële niveau. Dat kun je niet aflezen aan een enkel jaar, maar hoe bepaal je dan wel wanneer die grens bereikt is?
Van jaar tot jaar kan de wereldgemiddelde temperatuur flink op en neer schommelen door natuurlijk variaties. Die variaties komen bovenop de langetermijn opwarming, zoals te zien is in afbeelding 1. Zo was het jaar 2023 wereldwijd bijna 0,3 graden warmer dan het jaar ervoor. Dat klinkt misschien als weinig, maar vergeleken met de opwarming sinds eind 19de eeuw van ongeveer 1,3 graden is dat best veel. Vanwege die grote jaarlijkse variatie (“de ruis”) kun je aan één enkel jaar niet aflezen wat de langetermijn opwarming (“het signaal”) op dit moment is.
In het kader van de klimaatonderhandelingen, zoals die momenteel plaatsvinden in Baku, Azerbaijan, is het natuurlijk belangrijk om te weten hoeveel de aarde momenteel al is opgewarmd, en hoe dicht we bij de 1,5℃ zitten. Dat bepaalt namelijk hoeveel CO2 we maximaal nog kunnen uitstoten met z’n allen voordat we die grens overschrijden (het zogenaamde koolstofbudget). De tekst in het Parijs akkoord zegt echter niets over hoe bepaald moet worden wanneer de 1,5℃ opwarming bereikt is. Daar zijn verschillende voorstellen voor gedaan.
Het IPCC berekent de opwarming als het gemiddelde over een 20-jarige periode ten opzichte van eind 19de eeuw (1850-1900). Dan weet je dus pas 10 jaar later dat je een bepaalde opwarmingsgrens (bijvoorbeeld 1,5℃) voorbij bent gegaan. In afbeelding 1 kun je zien dat het gemiddelde over de afgelopen 20 jaar op ongeveer 1,1℃ opwarming uitkomt ten opzichte van eind 19de eeuw, terwijl we daar momenteel duidelijk boven zitten. Op die manier loop je dus continu 10 jaar achter de feiten aan. Vandaar dat er alternatieve manieren zijn voorgesteld om de huidige mate van opwarming te bepalen.
Eén daarvan is om een trendlijn te berekenen. In afbeelding 1 zie je daar een voorbeeld van, op basis van een veelgebruikte methode (de zogenaamde LOESS regressie). Volgens die regressie zitten we nu op ongeveer 1,3℃ wereldwijde opwarming. De extreem warme jaren 2023 en 2024 komen ruim boven de trendlijn uit. We moeten dan ook niet raar opkijken als het de komende jaren juist weer iets minder warm zal zijn wereldwijd. Vaak duurt het tot een volgende El Niño, voordat een mondiaal hitterecord sneuvelt. Dat kan zomaar een aantal jaar op zich laten wachten.
Een andere manier om de natuurlijk variatie weg te filteren is door de menselijke bijdrage aan de opwarming te berekenen. Dat kan op basis van de bekende concentraties aan broeikasgassen en fijnstof. De onzekerheid van deze berekening is wel iets groter dan bij de voorgaande methode.
Vorig jaar stelde een groep onderzoekers uit het Verenigd Koninkrijk (waaronder oud KNMI-er Albert Klein Tank) voor om een 20-jarig gemiddelde opwarming te bepalen op basis van de afgelopen 10 jaar aan observaties samen met modelprojecties voor de komende 10 jaar. Dat heeft als voordeel dat het zowel informatie geeft over de huidige opwarming (net als de twee laatstgenoemde methoden), maar tegelijk consistent is met de IPCC definitie, namelijk een 20-jarig gemiddelde.
De berekening blijkt niet sterk af te hangen van wat er wordt aangenomen over de uitstoot de komende 10 jaar. Dat is weinig verrassend, omdat de concentratie van broeikasgassen dankzij hun lange verblijftijd in de atmosfeer maar langzaam verandert. De verwachte opwarming van de komende 10 jaar verloopt daarom heel vergelijkbaar in de verschillende uitstootscenario’s.
Het Parijs akkoord heeft het over een maximale opwarming ten opzichte van het pre-industriële tijdperk, maar zonder te specificeren welk tijdvak daar precies mee bedoeld wordt. Het IPCC gebruikt daarvoor het gemiddelde over 1850-1900: dat is de vroegste periode waarvoor genoeg observaties beschikbaar zijn om veranderingen in de mondiaal gemiddelde temperatuur te kunnen berekenen.
Maar er zijn aanwijzingen dat menselijke activiteiten, zoals landbouw, ontbossing en vroege industrialisatie, al veel eerder tot opwarming hebben geleid. Afhankelijk van de manier van berekenen en de precieze periode komen onderzoekers uit op z’n 0,05 tot 0,2℃ door mensen veroorzaakte opwarming voor 1850.
Een recent onderzoek concludeert dan ook dat we in 2023 al 1,49℃ opwarming bereikt hadden ten opzichte van het klimaat van voor 1700. Dit toont aan dat het belangrijk is om eenduidige afspraken te maken over hoe we bepalen wanneer de 1,5℃ opwarming overschreden wordt. Heel veel tijd hebben we daar niet voor, want binnen 10 jaar is het waarschijnlijk zover, uitgaande van de IPCC referentieperiode (1850-1900). Als de opwarming doorgaat als in de laatste 20 jaar is dit mogelijk rond 2030 al het geval (afbeelding 1).
Er zijn goede redenen om de opwarming te willen beperken tot maximaal 1,5℃: daarboven worden de gevolgen heel problematisch voor bijvoorbeeld laag liggende eilanden en koraalriffen. Ook wordt het risico op het overschrijden van kantelpunten in het klimaatsysteem dan steeds groter.
Het betekent echter niet dat bij een opwarming van 1,49℃ alles koek en ei is, en dat bij 1,51℃ de wereld vergaat. Bij elke fractie van een graad extra opwarming worden de effecten ervan heviger, zo stelt het IPCC. De Amerikaanse klimaatwetenschapper Kate Marvel omschreef het zo: “Klimaatverandering is geen klif waar we van af vallen, maar een helling waar we van af glijden.”
Vrijdag volgt een klimaatbericht over de opwarming waar we op af stevenen op basis van huidige afspraken
Sinds 2017 verschijnt er regelmatig een klimaatbericht op de KNMI-website – het zijn er inmiddels meer dan 600. Wat ooit begonnen is op initiatief van een aantal medewerkers is inmiddels uitgegroeid tot een vast onderdeel van onze communicatie. We willen graag meer inzicht in wie onze klimaatberichten lezen en wat ze ervan vinden. Daarom hebben we een online vragenlijst gemaakt en we hopen dat u even tijd de tijd wilt nemen om deze in te vullen.
De online vragenlijst kunt u hier vinden.
Het jupyter notebook dat afbeelding 1 heeft gemaakt op basis van verschillende schattingen van de wereldgemiddelde temperatuur staat op KNMI gitlab.
Vandaag is het de dag van de mensenrechten. Het recht op leven, gezondheid, eigendom en wonen sta...
10 december 2024 - KlimaatberichtKNMI klimaatgedicht 2024
05 december 2024 - KlimaatberichtDe nieuwe weersatelliet Meteosat 12 is vanaf vandaag operationeel. Deze satelliet is de eerste va...
04 december 2024 - NieuwsberichtEllen Verolme start 1 februari 2025 als directeur bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch In...
03 december 2024 - Nieuwsbericht