Achtergrond

Veelgestelde vragen over landelijk gemiddelden

Welke reeksen worden gebruikt om tot een betrouwbaar landelijk gemiddelde te komen?

Het KNMI heeft een uitgebreid waarneemnetwerk: op het land, op zee, in de lucht en vanuit de ruimte. De metingen gaan terug tot 1901, toen begon het KNMI met het meten in De Bilt van de temperatuur, zonneschijnduur en relatieve vochtigheid. Daar kwamen later andere variabelen en meetstations bij. Welke reeksen worden gebruikt om tot een betrouwbaar landelijk gemiddelde te komen?


Welke meetstations zijn er op land?

Op land hebben we twee soorten stations die het weer meten: automatische weerstations en neerslagstations. Met automatische weerstations bedoelen we de 48 weerstations in Nederland, waarvan 34 op land en 14 op zee. Bij neerslagstations gaat het om de circa 322 stations verspreid over het land. Hier wordt dagelijks de neerslag gemeten door onze vrijwillige waarnemers. We hebben ook twee neerslagradars, maar die meten geen direct gevallen neerslag maar neerslagintensiteit. 

Hoe wordt de landelijk gemiddelde temperatuur berekend? 

Vanwege de centrale ligging wordt De Bilt als representatief gezien voor gemiddeld Nederland. Voor de landelijk gemiddelde temperatuur gebruiken we dus De Bilt. Bij zonnestraling, neerslag en neerslagtekort (globale straling en verdamping) zijn de ruimtelijke verschillen groter en gebruiken we meer stations voor de landelijke waarde.

Waarom is gekozen voor De Bilt als representatief voor Nederland?

Het KNMI bevindt zich sinds 1897 in De Bilt. De Bilt wordt vanwege de centrale ligging als representatief gezien voor gemiddeld Nederland. Het is voldoende ver van de kust om geen volledig zeeklimaat te hebben en ook voldoende ver ten opzichte van het oosten en zuidoosten om niet vooral landklimaat te ervaren. 

Hoe wordt de landelijk gemiddelde neerslag berekend?

Bij neerslag zijn de ruimtelijke verschillen groter en gebruiken we meer stations voor de landelijke waarde. Neerslag wordt berekend op basis van 13 neerslagstations verspreid over het land, de zogenoemde P13: De Bilt, De Kooy (t/m 1971: Den Helder), Groningen, Heerde, Hoofddorp, Hoorn, Kerkwerve, Oudenbosch, Roermond, Ter Apel, West-Terschelling, Westdorpe (t/m 1995 Axel) en Winterswijk.

Welke stations worden gebruikt om het landelijk gemiddelde voor andere variabelen te berekenen? 

Bij zonnestraling en neerslagtekort (globale straling en verdamping) zijn de ruimtelijke verschillen groter en gebruiken we meer stations voor de landelijke waarde. Bijvoorbeeld zonnestraling wordt berekend op basis van 5 automatische weerstations verspreid over het land, de zogenoemde LH5: Eelde, De Bilt, Vlissingen, Maastricht en De Kooy.

Welke meetstations worden gebruikt in de maand- en seizoensoverzichten?

Variabelen Meetstations
Temperatuur De Bilt
Neerslag Alle automatische weerstations op land*
Zonneschijnduur LH5

*Deze overzichten verschijnen de laatste werkdag van de maand. Dan zijn de gevalideerde data van de neerslagstations (P13) nog niet beschikbaar.

Welke meetstations worden gebruikt in het klimaatdashboard* en de nieuwe klimaatscenario’s?

Variabelen Meetstations
Temperatuur LH5
Neerslag P13
Zonneschijnduur LH5
Globale straling en verdamping LH5
Neerslagtekort  P13 (neerslag) en de automatische weerstations nabij neerslagstations (verdamping)

*In het klimaatdashboard worden naast de landelijke waarden ook waarden voor aantal stations gegeven.

Wat is het begin van de metingen van het KNMI?

Onze metingen gaan terug tot 1901, toen begon het KNMI met het meten in De Bilt van de temperatuur, zonneschijnduur en relatieve vochtigheid. Daar kwamen later andere variabelen en meetstations bij. Als betrouwbare reeksen houden we het volgende aan:

Variabelen Begin van de metingen
Temperatuur 1901 (De Bilt), 1906 (LH5
Neerslag 1906
Zonneschijnduur 1909
Globale straling en verdamping                1965
Neerslagtekort            P13 (neerslag) en de automatische weerstations nabij neerslagstations (verdamping)*

*Vanaf 2000 berekenen we het landelijke neerslagtekort uit de neerslag in P13 neerslagstations en de verdamping in de automatische weerstations die het dichtst bij die neerslagstations liggen, waarbij de verdamping uit de globale straling wordt berekend.  In de laatste decennia van de vorige eeuw werd geleidelijk in steeds meer automatische weerstations de globale straling gemeten. In principe hadden we elke keer als er een stralingsmeter bij kwam de methode voor het landelijk neerslagtekort kunnen aanpassen, maar dan had je vele kleine inhomogeniteiten (kunstmatige breuken) in de reeks gehad. Er is voor gekozen alle veranderingen tezamen op één moment in de methode door te voeren: vanaf 2001, toen in alle stations de globale straling werd gemeten.

 

Niet gevonden wat u zocht? Zoek meer achtergrond artikelen