Seismische meetstations meten 24 uur per dag trillingen in de aardkorst. Ze staan zo opgesteld dat alle aardbevingen met een magnitude groter dan 2,0 in heel Nederland gemeten kunnen worden en groter dan 1,5 in gebieden waar aardbevingen verwacht worden. In veel gebieden met specifieke mijnbouwactiviteiten, bijvoorbeeld bij kleine gasvelden en geothermie in Noord- en Zuid-Holland, kunnen aardbevingen vanaf een magnitude van 1,0 gemeten worden en in Groningen vanaf 0,5.
Op plekken waar bevingen op meerdere manieren veroorzaakt kunnen worden, bijvoorbeeld doordat er verschillende mijnbouwactiviteiten bij elkaar plaatsvinden of er ook natuurlijke bevingen te verwachten zijn, is het belangrijk om te weten wat de nauwkeurigheid van het netwerk is: hoe nauwkeuriger het netwerk, hoe beter de plaats van een beving - en daarmee de oorzaak - bepaald kan worden. De onzekerheid van de plaatsbepaling wordt jaarlijks berekend voor verschillende magnitudes. Download de meest recente data van de onzekerheidskaarten via het KNMI Dataplatform.
Afhankelijk van de structuur van de ondergrond worden de instrumenten aan het oppervlak (versnellingsmeters en breedbandsensoren) of dieper in de grond geplaatst (boorgatgeofoons of breedbandsensoren). In totaal komen er van ongeveer 250 seismische stations in Nederland data binnen bij het KNMI (zie bovenstaande kaart en de link naar het overzicht). Een groot deel van de stations staat in Groningen, maar er zijn er ook in onder andere Limburg, Noord- en Zuid-Holland en Overijssel. Op de Caribische eilanden Sint Eustatius en Saba staan 11 seismische stations. Deze zijn ook gecombineerd met GNSS (satelliet) stations die deformaties aan de vulkanen meten. Daarnaast leveren een aantal mijnbouwuitvoerders seismische data aan het KNMI van plaatselijke monitoringsnetwerken. Bekijk het overzicht van alle seismische stations van het KNMI en de laatste stand van zaken. Bekijk het overzicht van alle seismische stations van het KNMI en de laatste stand van zaken.
Het KNMI heeft in Limburg en Brabant oppervlakteseismometers opgesteld. Deze meten de natuurlijke seismiciteit in Nederland, die voornamelijk in deze provincies plaatsvindt. De bodemruis is hier laag en de meeste aardbevingen vinden plaats op meer dan 10 kilometer diepte. Hierdoor zijn de aardbevingen goed waar te nemen met apparatuur aan het oppervlak. Het meest gebruikte en bekendste meetstation van het KNMI staat in de Heimansgroeve in het Geuldal.
In 1993 is het ondergrondse seismische station Heimansgroeve (HGN) in het rustige Geuldal bij de Heimansgroeve gebouwd en in gebruik genomen. Het ruim 7 meter diepe gebouw is gefundeerd op het harde Carboongesteente. De registraties ondervinden zo weinig hinder van bodemruis, zoals bijvoorbeeld veroorzaakt door wind en verkeer. Station HGN maakt deel uit van het wereldwijde netwerk van seismometers waarvan de gegevens worden uitgewisseld met internationale seismologische centra.
Sinds 1986 kent Noord-Nederland geïnduceerde bevingen, veroorzaakt door gaswinning.Dit zijn relatief kleine bevingen die ondiep plaatsvinden. In 1991 is bij Finsterwolde een boorgat van 300 meter diep gemaakt en in gebruik genomen. In dit boorgat zijn op verschillende dieptes geofoons geïnstalleerd. Geofoons (meestal op dieptes van 50, 100, 150 en 200 meter) registreren trillingen in drie richtingen, één verticaal en twee horizontaal. De plaatsing van de geofoons op diepte bleek effectief in het onderdrukken van seismische ruis. Vanwege het succes van het boorgat bij Finsterwolde, is het meetnetwerk buiten Limburg veelal met dit type meetstation uitgerust.
Omdat de aardbevingen in Noord-Nederland zo ondiep plaatsvinden, zijn ze vanaf een magnitude van 2,0 duidelijk voelbaar. Het KNMI houdt regelmatig enquêtes onder de bevolking om een nauwkeurig beeld te krijgen van de gevolgen van een aardbeving.
Versnellingsmeters (zgn accelerometers) vullen deze gegevens verder aan door de versnelling van de bodem vlakbij de bron van de aardbeving te meten. Hiermee wordt de relatie tussen de intensiteit van de beving, dat wat mensen voelen, en de daadwerkelijke bodemversnelling onderzocht. Sinds eind 1996 heeft het KNMI versnellingsmeters in Noord-Nederland en in Zuid-Nederland geplaatst. Er worden regelmatig versnellingsmeters bijgeplaatst voor de monitoring van seismiciteit bij bijvoorbeeld kleine gasvelden en geothermie.
Het KNMI maakt deel uit van de groep van instituten in de wereld die al in een vroeg stadium met seismometers aardbevingen registreerden. De eerste seismometers in Nederland zijn in 1904 in De Bilt geplaatst. Tegenwoordig registreren ongeveer 250 seismische meetstations trillingen in de Nederlandse bodem.
Het KNMI is ook verantwoordelijk voor de meetstations op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Er staan in totaal 11 breedbandstations op de eilanden.